De gewone vogelmelk werd vaak in boerentuinen als sierplant gehouden en verwilderde dan ook vrij gemakkelijk in graslanden, boomgaarden en akkers. De plant vermeerderd zich niet alleen door zaad, maar vooral ook vegetatief via broedbolletjes die aan de voet van de bol gevormd worden. De bloemen openen zich meestal halverwege de ochtend. Bij bewolkte hemel sluiten ze zich en ook bij mooi weer gaan ze 's middags weer dicht. De gegroefde bladeren zijn groen met een witte middenstreep. De witte bloemdekbladen hebben aan de buitenkant een groene middenstreep. De bol is omgeven door een vezelige schede, met aan de voet klene bolletjes. Gewone vogelmelk is bij ons een vrij zeldzame plant van vochtige graslanden en bossen.

Tekstbron: Natuurleven in Belgie © Uitgeversmaatschappij The Reader's Digest